Jaren 60
Toch hadden Kings campagnes succes: op 28 augustus 1963 hield hij een toespraak in Washington, waar meer dan 250.000 mensen op af kwamen en waar Mahalia Jackson op zijn verzoek "I've been buked and I've been scorned" zong. In zijn toespraak beschreef hij dat blanken en zwarten kunnen samenleven en sprak hij de legendarische woorden "I have a dream". In 1964 kreeg hij de Nobelprijs voor de vrede toegekend. Op 6 augustus 1965 ondertekende president Lyndon B. Johnson de "Voting Rights Bill" en willigde zo de meeste van Kings eisen in.
De leidende positie van King binnen de burgerrechtenbeweging werd midden jaren zestig uitgedaagd, toen er stemmen opgingen om meer militante acties te voeren in plaats van het door King nagestreefde vreedzame protest. Hij behield echter zijn belangrijke positie en ging zich ook op andere zaken richten. Zo uitte hij kritiek op de Vietnamoorlog en maakte hij zijn zorg over armoede kenbaar.
Op 4 april 1967, exact een jaar voor zijn dood, sprak King duidelijk tegen de rol van de Verenigde Staten in de oorlog, en stelde dat de Verenigde Staten in Vietnam waren om het "als Amerikaanse kolonie te bezetten" en dat de Verenigde Staten morele veranderingen behoefden

